Deze studie is tot stand gekomen in de jaren 1989-1991. De aanleiding was een college aan de Universität Oldenburg in het wintersemester 1988-1989 over de beginnende Nederlandse romantiek. Bij de vergelijking van Friedrich Justus Riedels Theorie der schönen Künste und Wissenschaften met Hieronymus van Alphens bewerking van die tekst kwam Willem Emmery de Perponchers kritiek op Van Alphen aan de orde en zo werd de belangstelling van de auteur voor deze opmerkelijke achttiende-eeuwer gewekt. Allereerst bleek op biografisch terrein het een en ander aan te vullen op wat tot nu toe door de secundaire literatuur was bericht over de Perpechonder. Het spoor van de familie leidde terug naar het middeleeuwse Frankrijk en het Zeeland van de Gouden Eeuw. Het leidde vooruit naar het negentiende-eeuwse Pruisen en eindigde miraculeuzerwijze in Oldenburg, waar een verre nazaat de Gartentor-Apotheke bleek te beheren. Het onderzoek was echter niet in de eerste plaats gericht op Perponchers biografie, maar op zijn literair-theoretische standpunten. Zijn oeuvre bestaat uit ruim 100 gepubliceerde boeken op literair, theologisch, ethisch en pedagogisch gebied. Van 1815-1819 was De Perponcher president-curator van de Universiteit van Utrecht.
Interview met Jan Veldhuis, 18 jaar lang collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht
Efficiency – excellentie – professionalisering – rendementsverbetering: elke universitaire beleidsnota staat tegenwoordig bol van dergelijke termen. Ze laten zien, dat de universiteiten onder grote druk staan. Universiteiten moeten zich onderscheiden, met minder geld meer studenten sneller aan een bul helpen en zo efficiënt mogelijk excellent onderzoek doen waarvan de samenleving maximaal profijt heeft. Om aan al deze wensen tegemoet te komen, wringen zij zich in de ene reorganisatie na de andere, volgens telkens nieuwe managementmodellen. Het aantal ambtenaren en managers dat de rendementsverbetering in het onderwijs, de ondersteuning van het onderzoek, het bewaken van de efficiency en wat niet al in goede banen moet leiden, is hierdoor explosief toegenomen. Alom wordt nu de klacht aangeheven, dat de universiteit is overgenomen door managers. Deze bundel geeft antwoord op de vraag: hoe heeft het zover kunnen komen met de universiteit, waar eens het gezag van de hoogleraar vrijwel onaantastbaar was?